Waarom zijn mannen agressiever dan vrouwen?
We hebben bij het begin van hoofdstuk 6 uitvoerig aangetoond dat een man veel meer nakomelingen kan voortbrengen dan een vrouw. Er zijn mannen met honderden kinderen, vrouwen moeten het bij hooguit twintig houden (met de nodige uitzonderingen). Dat heeft te maken met de grote verschillen tussen zaad- en eicel. De spreiding in het voortplantingssucces is bij mannen dus enorm veel groter is dan bij vrouwen. De spreiding gaat bij mannen van nul tot honderden, bij vrouwen van nul tot twintig. De natuurlijke selectie speelt haar spel nu op die manier dat bij een grotere spreiding ook de risicovolle strategieën om het voortplantingssucces te verhogen, beloond worden. Bij grote risico’s loopt het vaak verkeerd, maar de weinige keren dat het goed afloopt, is de winst groot. Statistisch is dit voor de natuurlijke selectie voldoende om het nemen van zulke grote risico’s te belonen. Met andere woorden: bij een grote spreiding rendeert het in verhouding meer om zich op de curve aan het uiteinde met de hoogste waarde te bevinden, dan wanneer de spreiding veel beperkter is, zoals bij vrouwen. Hoe groter de mogelijke winst, hoe meer risico men kan nemen. Als iemand honderd nakomelingen heeft door het nemen van een groot risico, wordt de bereidheid tot het nemen van zulke risico’s geërfd door tientallen nakomelingen. Dat vormt een compensatie voor de vele anderen die niet zijn geslaagd in hun opzet, ondanks de grote risico’s. Vergelijk het even met een loterij – ook al loopt deze vergelijking erg mank en pleeg ik nu zelf agressie op de evolutionaire verklaring. Spelers in een loterij nemen meer risico naarmate de som die ze kunnen winnen groter is … zie verder p. 183 Kan de biologie iets zeggen over hooligans? …Ook het zogenaamde ‘jongemannensyndroom’ is merkwaardig. Zo noemt men het verschijnsel dat jonge mannen zich veel meer aan risicovolle vormen van agressie wagen dan oudere mannen. Mannen zijn het meest betrokken bij geweld rond hun vijfentwintigste. Daarna daalt de betrokkenheid progressief. Volgens de evolutiepsychologen Margo Wilson en Martin Daly moet de verklaring van dit syndroom gezocht worden in het leven in het Moederland. Een jonge man die op zoek was naar een vrouw, moest veel moed aan de dag leggen op het vlak van de jacht, de stammenoorlogen, de zelfverdediging. Deze vaardigheden waren niet alleen nodig om potentiële partners te imponeren, maar ook om een reputatie op te bouwen, bijvoorbeeld bij rivalen. Wellicht is het opbouwen van een goede reputatie bijzonder belangrijk geweest voor het bepalen van de toekomstige kansen: succes in de jeugd leidt tot succes op latere leeftijd, en het omgekeerde geldt voor mislukking. Zoals we al stelden, houdt het tonen van moed in gevaarlijke omstandigheden rivalen en dieven op afstand. Dat zou de verklaring kunnen zijn voor het feit dat veel ‘moedig’ gedrag in het openbaar, dus met publiek erbij, wordt vertoond. Deze noodzaak van deelname aan risicovolle agressie door jongemannen in het Moederland, hebben we overgeërfd. Vandaag manifesteert het jongemannensyndroom zich in hooliganisme of in betrokkenheid bij misdaden … zie verder p. 184 Is oorlog een biologisch of een cultureel fenomeen? … Het tweede argument uit de redenering van de menswetenschappen– dieren kennen geen georganiseerde agressie – gaat ook niet op. Naast individuele dieren worden ook soortgenoten vaak op grotere schaal gedood. Ik wil hier niet blijven stilstaan bij de massale verdedigingsstrategieën bij termieten die hun nest beschermen tegen binnendringende vreemdelingen van andere kolonies. Ik wil veeleer het beste voorbeeld van georganiseerde agressie voorleggen: de grootschalige agressie bij de chimpansee. Het is overigens door de waarnemingen bij deze dichte neef van de mens dat het idee van de biologische wortels van oorlogsvoering is gaan rijpen. Vooral de observaties van Jane Goodall en Richard Wrangham hebben ons veel geleerd over de ‘menselijke’ trekken van de chimpansee … zie verder p. 189 Wat is het nut van een rangorde? Zoals ik al heb vermeld, bepaalt de rangorde de volgorde waarin de groepsleden het voedsel – dat vaak vrij schaars is – kunnen bemachtigen. Hetzelfde geldt voor andere hulpbronnen, zoals een schuilplaats bij slecht weer of wanneer een roofdier nadert (ik mag eerst in de boom vluchten!). Of zoals een nestplaats (dit mooie plekje eis ik op!) of alle andere dingen die niet in overvloed aanwezig zijn. Het belangrijkste voordeel van een hoge status is echter de mogelijkheid om een partner voor de voortplanting te krijgen. Meestal heeft de hoger geplaatste sneller een wijfje, of eist hij zelfs alle wijfjes van de groep voor zich op. In een kolonie chimpansees neemt het dominante mannetje 50 tot 75% van de copulaties voor zijn rekening. Dit claimen van de bevruchtingen doet zich nog meer uitgesproken voor tijdens de vruchtbare periode van de vrouwtjes. Ook bij andere soorten, waaronder de bavianen, is dit verband tussen dominantie en voortplantingssucces aangetoond. Een hoge plaats in de hiërarchie heeft dus zeker zijn nut. Het houdt veel voordelen in die door de natuurlijke selectie beloond worden. Betekent dit alles dat lager geplaatsten alleen met nadelen van het systeem zitten opgescheept? Dat ze zich bijvoorbeeld niet kunnen voortplanten? Zeker niet … zie verder p. 210 Zijn er aanwijzingen dat er een verband bestaat tussen de status van een man en zijn seksuele kansen? Hier kan de historicus ons veel leren. Studies tonen aan dat in de loop van onze geschiedenis mannen met een hoge status (keizers, koningen, despoten en zo meer) steeds veel vrouwen hebben gehad. Meestal werden harems samengesteld, die bestonden uit jonge, vruchtbare, aantrekkelijke vrouwen, die op ieder moment van de dag ter beschikking stonden van hun heer en meester. De grootte van de harem was vaak recht evenredig met de hiërarchische plaats van de man: hoe belangrijker hij was, hoe meer vrouwen hij had. De Marokkaanse keizer Moulay Ismail de Bloeddorstige had 500 vrouwen die hem samen 888 kinderen schonken. Dat is nog klein bier in vergelijking met de Chinese keizer Feiti, die tienduizend vrouwen gehuisvest hield in zes paleizen. De prinsen mochten er ‘slechts’ enkele honderden vrouwen hebben, generaals moesten tevreden zijn met enkele tientallen, burgers van de hogere klasse met hooguit tien, die van de lagere klasse met niet meer dan drie of vier vrouwen. U en ik hebben niet meer dan één partner. Hoewel … zie verder p. 212 Wat is sociale aandacht? … Zo stelt de evolutiepsycholoog Paul Gilbert dat iemands sociale status bepaald wordt door de mogelijkheid om de sociale aandacht van anderen op zich te vestigen en die daarop gevestigd te houden. De kwaliteit en de kwantiteit van de aandacht die men krijgt, bepalen dus de sociale status. Wie genegeerd wordt, heeft een lage status. Vandaar het bekende gegeven dat elk politicus in zijn diepste binnenste blijft herhalen: 'Schrijf en spreek over mij, desnoods in negatieve termen, maar zwijg me in godsnaam niet dood'. Wie geen sociale aandacht krijgt, verdwijnt in de massa. Hij of zij wordt een nummer. Volgens deze visie kennen mensen een hoge status toe aan wie hun gewaardeerde diensten verleent. Een arts … zie verder p. 215 Welke factoren bepalen de dominantie? Een paragraaf in een boek over menselijk gedrag met deze titel, krijgt zeker veel aandacht. Wie dit boek opensloeg op deze bladzijde, zou deze paragraaf meteen verslinden. Bij mannen zou dat zeker het geval zijn. Doen ze dat in dat geval uit wetenschappelijke interesse? Niet echt, lijkt mij. Veeleer uit persoonlijke interesse. De lezer hoopt te kunnen leren hoe hij zijn eigen dominantiestatus kan opkrikken. Misschien bestaan er wel eenvoudige handelingen waardoor men meer aanzien krijgt. Wie een boek schrijft Hoe verhoog ik mijn dominantie in vijf lessen? mag op een bestseller rekenen. De drang om een hogere status te verwerven is immers groot, vooral dan bij mannen. En toch moet ik de lezer hier enigszins teleurstellen. Het is immers meestal niet duidelijk of iets de oorzaak dan wel het gevolg is van dominantie. Wanneer dominante mensen een bepaald gedrag vertonen of een fysiologische verandering vertonen die men bij ondergeschikten niet ziet, weet men vaak niet of dat gedrag of die verandering de dominantie in de hand heeft gewerkt. Misschien is het omgekeerde het geval? De bestseller zou dus best wel eens kunnen ontgoochelen. Wat wel interessant is om weten, is dat zulke gedragingen of fysiologische veranderingen een teken van dominantie kunnen zijn. Mensen kunnen gemakkelijker hun dominantiestatus kenbaar maken dan deze doelbewust veranderen. Laten we een paar tekenen van dominantie bekijken… zie verder p. 218 Speelt testosteron een rol bij het bepalen van de dominantie? Er zijn metingen gedaan van het gehalte aan testosteron in het bloed van sportlui voor en na een wedstrijd. De resultaten zijn merkwaardig. Voor de wedstrijd stijgt de testosteronspiegel. Dat kunnen we gemakkelijk verklaren: de strijder maakt zich klaar voor het gevecht. Maar na het winnen van de wedstrijd, wanneer geen verdere strijd meer nodig is, blijft de concentratie hoog. Wanneer de sportman de wedstrijd echter verloren heeft, daalt de testosteronspiegel. Dat is een sterke aanwijzing voor het feit dat het verwerven of het verliezen van dominantie, de hoeveelheid testosteron in het bloed verhoogt, respectievelijk verlaagt. Sterker nog, dezelfde toe- of afname van dit hormoon is vastgesteld bij de supporters van de sportlui. Ook zij hadden meer testosteron in het bloed na het winnen van de wedstrijd door hun ploeg en minder testosteron na een verlies. Toch namen zij niet zelf deel aan de strijd … zie verder p. 221 |