ISBN: 9020957201
Uitgegeven bij Lannoo, 2004 |
Sinds Darwin weten we dat de wortels van ons gedrag terug te vinden zijn in een grijs en ver verleden. Dat we ons dag in dag uit gedragen zoals we ons gedragen, heeft alles te maken met de manier waarop onze voorouders zich honderdduizenden jaren lang hebben aangepast aan de omstandigheden waarin ze moesten leven. Als we écht willen weten wat ons als mens, als vrouw, als man, drijft, moeten we kijken naar de evolutie. Dat inzicht is de voorbije tien jaar doorgedrongen in alle geledingen van onze maatschappij.
Mark Nelissen ging als eerste bioloog de uitdaging aan om, samen met experts op allerlei terreinen, de fascinerende inzichten die overal zijn gegroeid, bijeen te brengen in één boek. Als liefde ons gelukkig maakt, waarom worden we dan niet verliefd op om het even wie? Als we zo graag consumeren, waarom snoepen we dan toch niet de hele tijd door? Waarom worden we angstig als een ander bang is? Waarom praten wij mensen zo graag en zo veel? Waarom verwachten we dat aantrekkelijke mensen seksueel opwindend, ervaren en ondernemend zijn? En waarom voeren mensen eigenlijk oorlog? |
Inhoud
WAAROM WE WILLEN WAT WE WILLEN is samengesteld door Mark Nelissen. Hij deed hiervoor beroep op verschillende medewerkers die elk vanuit hun discipline een bijdrage leverden over de visie van het darwinisme binnen hun terrein.
De inhoudsopgave en samenvattingen tonen meteen de zeer uiteenlopende thema's die hierbij aan bod komen.
De inhoudsopgave en samenvattingen tonen meteen de zeer uiteenlopende thema's die hierbij aan bod komen.

Hoofdstuk 1
Evolutie kneedt gedrag
Mark Nelissen
In dit inleidend hoofdstuk gaan we na hoe de evolutie via natuurlijke selectie greep kon hebben op het gedrag, hoe dit gedrag verklaard kan worden als een complex systeem dat massa’s adaptaties inhoudt. Die adaptaties waren nodig om de vele problemen op te lossen waarmee onze voorouders gedurende honderdduizenden werden geconfronteerd.
Het gedrag van vandaag de dag moet dan ook begrepen worden als aangepast aan een ver verleden en aan een plaats die niet steeds dezelfde is dan waar we nu wonen. Daarom spreken we van een environment of evolutionary adaptedness, of EEA.
Een belangrijk punt om gedrag te begrijpen is de inclusieve fitness: men scoort ook voortplantingssucces via de verwanten omdat zij meer genen met ons delen dan vreemden! En dat verklaart veel altruïstisch gedrag. Altruïsme tussen niet-verwanten kan dan weer begrepen worden door het wederkerigheidsprincipe ‘voor wat hoort wat’.
Een interessante en verklarende visie van de evolutiepsychologie is het bestaan van gespecialiseerde modules in het brein. Elk module is een programma dat een welbepaald probleem moet oplossen. Elk van deze modules is gekneed door de natuurlijke selectie.
Tot slot besteedt dit hoofdstuk aandacht aan de vele misverstanden die blijven bestaan over de evolutionaire verklaring van menselijk gedrag. Er is ruim voldoende wetenschappelijk onderzoek gedaan om te weten dat de toepassing van het darwinisme op de mens geen just so stories zijn.
Evolutie kneedt gedrag
Mark Nelissen
In dit inleidend hoofdstuk gaan we na hoe de evolutie via natuurlijke selectie greep kon hebben op het gedrag, hoe dit gedrag verklaard kan worden als een complex systeem dat massa’s adaptaties inhoudt. Die adaptaties waren nodig om de vele problemen op te lossen waarmee onze voorouders gedurende honderdduizenden werden geconfronteerd.
Het gedrag van vandaag de dag moet dan ook begrepen worden als aangepast aan een ver verleden en aan een plaats die niet steeds dezelfde is dan waar we nu wonen. Daarom spreken we van een environment of evolutionary adaptedness, of EEA.
Een belangrijk punt om gedrag te begrijpen is de inclusieve fitness: men scoort ook voortplantingssucces via de verwanten omdat zij meer genen met ons delen dan vreemden! En dat verklaart veel altruïstisch gedrag. Altruïsme tussen niet-verwanten kan dan weer begrepen worden door het wederkerigheidsprincipe ‘voor wat hoort wat’.
Een interessante en verklarende visie van de evolutiepsychologie is het bestaan van gespecialiseerde modules in het brein. Elk module is een programma dat een welbepaald probleem moet oplossen. Elk van deze modules is gekneed door de natuurlijke selectie.
Tot slot besteedt dit hoofdstuk aandacht aan de vele misverstanden die blijven bestaan over de evolutionaire verklaring van menselijk gedrag. Er is ruim voldoende wetenschappelijk onderzoek gedaan om te weten dat de toepassing van het darwinisme op de mens geen just so stories zijn.

Hoofdstuk 2
Seksuele selectie en lichamelijke schoonheid
Eline Comer en Mark Nelissen
Veelvuldig onderzoek in diverse gedragswetenschappen heeft duidelijk gemaakt dat lichamelijke schoonheid een heel belangrijke rol speelt, zowel op individueel als op maatschappelijk vlak. Hoe komt het dat mensen zoveel belang hechten aan hun uiterlijk en aan dat van anderen? Wat maakt sommige gezichten en lichaamsvormen aantrekkelijker dan andere? In dit hoofdstuk wordt aan de hand van het darwinistisch denken aangetoond dat we een aangeboren belang hechten aan schoonheid en dat het tot op zekere hoogte een universeel en objectief gegeven is. De menselijke voorkeur voor menselijke schoonheid is namelijk een evolutionaire adaptatie. Ons brein heeft mentale modules die gespecialiseerd zijn in het belangrijk vinden en herkennen van schoonheid. Dat wil niet zeggen dat leerprocessen geen rol spelen, alleen blijkt uit onderzoek dat mensen over de gehele wereld dezelfde eigenschappen – zij het wel met bepaalde variaties – aantrekkelijk vinden.
Het evolutionaire mechanisme dat dit gecreëerd heeft is de seksuele selectie. Dit mechanisme wordt uit de doeken gedaan. Schoonheid is een indicator voor fitness, voor het voortplantingssucces. Er bestaan verschillende voorbeelden waaruit duidelijk het verband blijkt tussen schoonheidskenmerken enerzijds en vruchtbaarheid en gezondheid anderzijds. Dit hoofdstuk bespreekt bij zowel vrouwen als mannen de rol van leeftijd, symmetrie, lichaamsgeur, lichaam, gezicht, huid, haar en lichaamslengte.
Seksuele selectie en lichamelijke schoonheid
Eline Comer en Mark Nelissen
Veelvuldig onderzoek in diverse gedragswetenschappen heeft duidelijk gemaakt dat lichamelijke schoonheid een heel belangrijke rol speelt, zowel op individueel als op maatschappelijk vlak. Hoe komt het dat mensen zoveel belang hechten aan hun uiterlijk en aan dat van anderen? Wat maakt sommige gezichten en lichaamsvormen aantrekkelijker dan andere? In dit hoofdstuk wordt aan de hand van het darwinistisch denken aangetoond dat we een aangeboren belang hechten aan schoonheid en dat het tot op zekere hoogte een universeel en objectief gegeven is. De menselijke voorkeur voor menselijke schoonheid is namelijk een evolutionaire adaptatie. Ons brein heeft mentale modules die gespecialiseerd zijn in het belangrijk vinden en herkennen van schoonheid. Dat wil niet zeggen dat leerprocessen geen rol spelen, alleen blijkt uit onderzoek dat mensen over de gehele wereld dezelfde eigenschappen – zij het wel met bepaalde variaties – aantrekkelijk vinden.
Het evolutionaire mechanisme dat dit gecreëerd heeft is de seksuele selectie. Dit mechanisme wordt uit de doeken gedaan. Schoonheid is een indicator voor fitness, voor het voortplantingssucces. Er bestaan verschillende voorbeelden waaruit duidelijk het verband blijkt tussen schoonheidskenmerken enerzijds en vruchtbaarheid en gezondheid anderzijds. Dit hoofdstuk bespreekt bij zowel vrouwen als mannen de rol van leeftijd, symmetrie, lichaamsgeur, lichaam, gezicht, huid, haar en lichaamslengte.

Hoofdstuk 3
Geniet, maar doe het met mate!
De evolutionaire achtergrond van het consumptieverleidingsprobleem
Siegfried Dewitte en Mark Nelissen
Dit hoofdstuk onderzoekt het consumptieverleidingsprobleem. Dit is de enorme toename aan consumptieverleidingen in onze omgeving sinds het ontstaan van de beschaving, met een weergaloze piek in de laatste decennia. Toch slaagt de gemiddelde mens erin om daarmee om te gaan. Sommigen lijden zelfs aan onderconsumptie. We nemen vier mogelijk verklaringen op de korrel: de vrije wil, culturele ontwikkeling, recente genetische evolutie, en verdere ontwikkeling van een oude zelfbeheersingsvaardigheid.
De vrije wil wordt als valabele verklaring ontkracht, en de verklaringen in termen van culturele ontwikkeling en recente genetische evolutie worden als waardevol maar ontoereikend bestempeld. We komen uit op enkele basale processen die ouder zijn dan de beschaving die mensen toelieten los te komen van de onmiddellijke situatie. De kern van dit systeem is een tweeledig systeem in de hersenen dat een wisselwerking toelaat tussen het impulsieve en de rede. Het systeem helpt ons om ons niveau van zelfbeheersing optimaal aan te passen aan de eisen en opportuniteiten van de omgeving.
Het behoedt de meesten van ons voor chronische over- en onderconsumptie.
Geniet, maar doe het met mate!
De evolutionaire achtergrond van het consumptieverleidingsprobleem
Siegfried Dewitte en Mark Nelissen
Dit hoofdstuk onderzoekt het consumptieverleidingsprobleem. Dit is de enorme toename aan consumptieverleidingen in onze omgeving sinds het ontstaan van de beschaving, met een weergaloze piek in de laatste decennia. Toch slaagt de gemiddelde mens erin om daarmee om te gaan. Sommigen lijden zelfs aan onderconsumptie. We nemen vier mogelijk verklaringen op de korrel: de vrije wil, culturele ontwikkeling, recente genetische evolutie, en verdere ontwikkeling van een oude zelfbeheersingsvaardigheid.
De vrije wil wordt als valabele verklaring ontkracht, en de verklaringen in termen van culturele ontwikkeling en recente genetische evolutie worden als waardevol maar ontoereikend bestempeld. We komen uit op enkele basale processen die ouder zijn dan de beschaving die mensen toelieten los te komen van de onmiddellijke situatie. De kern van dit systeem is een tweeledig systeem in de hersenen dat een wisselwerking toelaat tussen het impulsieve en de rede. Het systeem helpt ons om ons niveau van zelfbeheersing optimaal aan te passen aan de eisen en opportuniteiten van de omgeving.
Het behoedt de meesten van ons voor chronische over- en onderconsumptie.

Hoofdstuk 4
Gek van nature: darwinisme en psychopathologie
Andreas De Block en Pieter Adriaens
Het opzet van dit hoofdstuk is een grondige evaluatie van de evolutionaire (of darwinistische) psychiatrie: haar meerwaarde, verklaringsmodellen, implicaties, problemen en toepassingen. De evolutionaire psychiatrie is een relatief nieuwe wetenschap met een op het eerste zicht eenvoudige missie, namelijk de fylogenetische dimentie in de psychiatrie erkennen en de psychopathologie een degelijke evolutionaire basis geven.
De evolutionaire psychiatrie wil een antwoord geven op de vraag hoe bepaalde psychische ziekten zich in ons erfelijk materiaal hebben weten te vestigen, en vooral hoe ze daar al die tijd bewaard zijn gebleven. Daartoe kan ze beroep doen op een aantal verklaringsmodellen: sommige geestesziekten zijn bijvoorbeeld uitvergrotingen van op zich adaptieve eigenschappen; andere stoornissen worden dan weer zelf als adaptaties beschouwd; enzovoort.
Sommige verklaringsmodellen hebben merkwaardige filosofisch-antropologische gevolgen: ze suggereren namelijk dat de mens zich van de andere dieren onderscheidt door zijn vatbaarheid voor psychische ziekten. We gaan dan ook na of de evolutionaire psychiatrie de stelling rechtvaardigt dat de mens een ziek dier is. Bij wijze van illustratie bespreken we vervolgens enkele evolutionair-psychiatrische hypothesen over depressie, obsessief-compulsieve stoornis en schizofrenie.
Deze toepassingen leggen ten slotte een aantal pijnpunten bloot. Zo is de evolutionaire psychiatrie vaak erg speculatief, bij gebrek aan deugdelijke data. De gehanteerde ziektebeschrijving is ook zelden doordacht – veel evolutionaire psychiaters staan skeptisch tegenover gangbare ziektebeschrijvingen, maar reiken zelf geen goed alternatief aan. Desondanks is het zo dat de evolutionaire psychiatrie belangrijke inzichten aandraagt – inzichten die zowel voor het begrip als voor de behandeling van geestesziekten een doorbraak kunnen betekenen.
Gek van nature: darwinisme en psychopathologie
Andreas De Block en Pieter Adriaens
Het opzet van dit hoofdstuk is een grondige evaluatie van de evolutionaire (of darwinistische) psychiatrie: haar meerwaarde, verklaringsmodellen, implicaties, problemen en toepassingen. De evolutionaire psychiatrie is een relatief nieuwe wetenschap met een op het eerste zicht eenvoudige missie, namelijk de fylogenetische dimentie in de psychiatrie erkennen en de psychopathologie een degelijke evolutionaire basis geven.
De evolutionaire psychiatrie wil een antwoord geven op de vraag hoe bepaalde psychische ziekten zich in ons erfelijk materiaal hebben weten te vestigen, en vooral hoe ze daar al die tijd bewaard zijn gebleven. Daartoe kan ze beroep doen op een aantal verklaringsmodellen: sommige geestesziekten zijn bijvoorbeeld uitvergrotingen van op zich adaptieve eigenschappen; andere stoornissen worden dan weer zelf als adaptaties beschouwd; enzovoort.
Sommige verklaringsmodellen hebben merkwaardige filosofisch-antropologische gevolgen: ze suggereren namelijk dat de mens zich van de andere dieren onderscheidt door zijn vatbaarheid voor psychische ziekten. We gaan dan ook na of de evolutionaire psychiatrie de stelling rechtvaardigt dat de mens een ziek dier is. Bij wijze van illustratie bespreken we vervolgens enkele evolutionair-psychiatrische hypothesen over depressie, obsessief-compulsieve stoornis en schizofrenie.
Deze toepassingen leggen ten slotte een aantal pijnpunten bloot. Zo is de evolutionaire psychiatrie vaak erg speculatief, bij gebrek aan deugdelijke data. De gehanteerde ziektebeschrijving is ook zelden doordacht – veel evolutionaire psychiaters staan skeptisch tegenover gangbare ziektebeschrijvingen, maar reiken zelf geen goed alternatief aan. Desondanks is het zo dat de evolutionaire psychiatrie belangrijke inzichten aandraagt – inzichten die zowel voor het begrip als voor de behandeling van geestesziekten een doorbraak kunnen betekenen.

Hoofdstuk 5
Emoties en de evolutie naar socialiteit
Mark Nelissen
Emoties zijn superprogramma’s die een coördinerende functie hebben over andere programma’s die ons gedrag sturen (slapen, rennen, denken,…). Ze duwen als het ware ons doen en laten op één moment in één bepaalde richting. Die richting wordt bepaald door een gebeurtenis die zich op datzelfde moment voordoet, positief of negatief, een gebeurtenis van dusdanige aard dat het voor de fitness van het individu de beste keuze is om alle andere gedragingen tijdelijk te coördineren.
We illustreren dit met een van de oudste emoties, angst.
Een gevaar kan de fitness danig schaden. Daarom worden systemen als geheugen, perceptie, redeneren, bewegen,… alle gericht in die richting die het gevaar maximaal kan afwenden. Enkele andere emoties worden belicht.
Er is nog niet veel geweten over de neuronencircuits in de hersenen die de emoties genereren. De amygdala staat vaak centraal om snellere reacties uit te lokken dan de hersenschors dat kan. Emoties worden gecommuniceerd via verschillende communicatiekanalen, waarvan de gezichtsuitdrukkingen wellicht de belangrijkste zijn.
Voor de evolutie van de mens naar een uitgebreide en complexe socialiteit, moeten de emoties centraal hebben gestaan. We stellen hier dat empathie ervoor zorgde dat emotionele toestanden over alle leden van een groep werden verspreid. Emoties, empathie en socialiteit moeten in de menselijke evolutie hand in hand zijn gegaan.
Tot slot wordt nog bekeken waarom emoties ook kunnen worden gevoeld en hoe ze worden opgeroepen. Buiten directe oorzaken uit de omgeving kunnen ook herinneringen, inbeeldingen en empathische ervaringen hetzelfde effect hebben.
Emoties en de evolutie naar socialiteit
Mark Nelissen
Emoties zijn superprogramma’s die een coördinerende functie hebben over andere programma’s die ons gedrag sturen (slapen, rennen, denken,…). Ze duwen als het ware ons doen en laten op één moment in één bepaalde richting. Die richting wordt bepaald door een gebeurtenis die zich op datzelfde moment voordoet, positief of negatief, een gebeurtenis van dusdanige aard dat het voor de fitness van het individu de beste keuze is om alle andere gedragingen tijdelijk te coördineren.
We illustreren dit met een van de oudste emoties, angst.
Een gevaar kan de fitness danig schaden. Daarom worden systemen als geheugen, perceptie, redeneren, bewegen,… alle gericht in die richting die het gevaar maximaal kan afwenden. Enkele andere emoties worden belicht.
Er is nog niet veel geweten over de neuronencircuits in de hersenen die de emoties genereren. De amygdala staat vaak centraal om snellere reacties uit te lokken dan de hersenschors dat kan. Emoties worden gecommuniceerd via verschillende communicatiekanalen, waarvan de gezichtsuitdrukkingen wellicht de belangrijkste zijn.
Voor de evolutie van de mens naar een uitgebreide en complexe socialiteit, moeten de emoties centraal hebben gestaan. We stellen hier dat empathie ervoor zorgde dat emotionele toestanden over alle leden van een groep werden verspreid. Emoties, empathie en socialiteit moeten in de menselijke evolutie hand in hand zijn gegaan.
Tot slot wordt nog bekeken waarom emoties ook kunnen worden gevoeld en hoe ze worden opgeroepen. Buiten directe oorzaken uit de omgeving kunnen ook herinneringen, inbeeldingen en empathische ervaringen hetzelfde effect hebben.

Hoofdstuk 6
Waarom worden wij verliefd?
Pieter De Wilde en Sofie Honraet
Dit hoofdstuk gaat op zoek naar de oorsprong van menselijke verliefdheid en verklaart waarom verliefdheid al die typische kenmerken bezit. Overal ter wereld worden mensen verliefd en kiezen mensen een partner. Aan de hand van wetenschappelijke literatuur hebben we getracht een beeld te schetsen van wat verliefdheid is en hoe dit evolutionair te verklaren is. De evolutiepsychologie – die een veelheid van theorieën uit diverse wetenschappen verenigt – biedt het gepaste kader voor de wetenschappelijke analyse van deze welbekende menselijke eigenschap.
Eerst zal worden aangetoond dat verliefdheid – in tegenstelling tot nogal wat antropologische rapporten – wel degelijk een universeel verschijnsel is. Dit feit suggereert dat verliefdheid zich ontwikkelde in ons evolutionair verleden. Universaliteit is immers een noodzakelijke voorwaarde om van adaptaties te spreken. Wij stellen dan ook dat verliefdheid een adaptieve functie heeft. Adaptaties zijn oplossingen voor welbepaalde wederkerende problemen uit onze evolutionaire geschiedenis. Verliefdheid overtuigde beide partners van elkaars toewijding en bood een verzekering voor een relatief langdurige paarvorming. Waarom echter wordt dit toewijdingprobleem opgelost door een emotie die het hart sneller doet slaan en de geest verovert? Het hoofdstuk brengt bevindingen naar voor uit de evolutionaire biologie, antropologie, primatologie, cognitieve psychologie en de neurologie die verliefdheid uitleggen als een biologische adaptatie.
De conclusie is dat liefde en verliefdheid psychologische adaptaties zijn, nodig om langdurige relaties mogelijk te maken waarbij beide partijen de ander van hun wederzijdse toewijding overtuigen, en dit om het voortplantingssucces te garanderen.
Waarom worden wij verliefd?
Pieter De Wilde en Sofie Honraet
Dit hoofdstuk gaat op zoek naar de oorsprong van menselijke verliefdheid en verklaart waarom verliefdheid al die typische kenmerken bezit. Overal ter wereld worden mensen verliefd en kiezen mensen een partner. Aan de hand van wetenschappelijke literatuur hebben we getracht een beeld te schetsen van wat verliefdheid is en hoe dit evolutionair te verklaren is. De evolutiepsychologie – die een veelheid van theorieën uit diverse wetenschappen verenigt – biedt het gepaste kader voor de wetenschappelijke analyse van deze welbekende menselijke eigenschap.
Eerst zal worden aangetoond dat verliefdheid – in tegenstelling tot nogal wat antropologische rapporten – wel degelijk een universeel verschijnsel is. Dit feit suggereert dat verliefdheid zich ontwikkelde in ons evolutionair verleden. Universaliteit is immers een noodzakelijke voorwaarde om van adaptaties te spreken. Wij stellen dan ook dat verliefdheid een adaptieve functie heeft. Adaptaties zijn oplossingen voor welbepaalde wederkerende problemen uit onze evolutionaire geschiedenis. Verliefdheid overtuigde beide partners van elkaars toewijding en bood een verzekering voor een relatief langdurige paarvorming. Waarom echter wordt dit toewijdingprobleem opgelost door een emotie die het hart sneller doet slaan en de geest verovert? Het hoofdstuk brengt bevindingen naar voor uit de evolutionaire biologie, antropologie, primatologie, cognitieve psychologie en de neurologie die verliefdheid uitleggen als een biologische adaptatie.
De conclusie is dat liefde en verliefdheid psychologische adaptaties zijn, nodig om langdurige relaties mogelijk te maken waarbij beide partijen de ander van hun wederzijdse toewijding overtuigen, en dit om het voortplantingssucces te garanderen.

Hoofdstuk 7
Wraak: waarom wraak zoet is en bovendien heilige plicht
Johan van der Dennen
Wraakzucht als motivatie kan worden begrepen (1) als een instrument van retributieve rechtvaardigheid, een poging om de ‘morele orde’ te herstellen, (2) als een politiek instrument ter afschrikking van toekomstige overvallen en (3) als psychologisch mechanisme om een gekrenkt en vernederd ego te herstellen. De meerderheid van de verslagen van oorlogen bij ‘primitieve’ (voorstatelijke) volken door etnologen en antropologen betreft vetes, wraakexpedities en vergeldingstochten: oneindige cycli of spiralen van wraak en weerwraak op basis van echt of vermeend onrecht, en gevoed door angst voor de kwaadaardigheid van ‘de vijand’. Wraak is een vorm van wederkerigheid of reciprociteit. Wederkerigheid, zowel positief als negatief, is de basis van alle sociale relaties. En vergelding, terugbetaling ‘oog-om-oog, tand-om-tand’ is als het ware het negatief van ‘voor-wat-hoort-wat’.
De wraakzucht als emotioneel-motivationeel complex is geëvolueerd (in de darwinistische betekenis van evolutie via natuurlijke selectie) omdat de baten van onmiddellijke vergelding, in termen van individuele en collectieve overleving en reproductief succes, de kosten, in termen van uitroeiing of onderwerping, ruimschoots overstegen in de menselijke evolutie.
Wraak: waarom wraak zoet is en bovendien heilige plicht
Johan van der Dennen
Wraakzucht als motivatie kan worden begrepen (1) als een instrument van retributieve rechtvaardigheid, een poging om de ‘morele orde’ te herstellen, (2) als een politiek instrument ter afschrikking van toekomstige overvallen en (3) als psychologisch mechanisme om een gekrenkt en vernederd ego te herstellen. De meerderheid van de verslagen van oorlogen bij ‘primitieve’ (voorstatelijke) volken door etnologen en antropologen betreft vetes, wraakexpedities en vergeldingstochten: oneindige cycli of spiralen van wraak en weerwraak op basis van echt of vermeend onrecht, en gevoed door angst voor de kwaadaardigheid van ‘de vijand’. Wraak is een vorm van wederkerigheid of reciprociteit. Wederkerigheid, zowel positief als negatief, is de basis van alle sociale relaties. En vergelding, terugbetaling ‘oog-om-oog, tand-om-tand’ is als het ware het negatief van ‘voor-wat-hoort-wat’.
De wraakzucht als emotioneel-motivationeel complex is geëvolueerd (in de darwinistische betekenis van evolutie via natuurlijke selectie) omdat de baten van onmiddellijke vergelding, in termen van individuele en collectieve overleving en reproductief succes, de kosten, in termen van uitroeiing of onderwerping, ruimschoots overstegen in de menselijke evolutie.

Hoofdstuk 8
Oorlogvoering: de evolutionaire aspecten
Johan van der Dennen
Doorgaans wordt oorlog als een eenmalige ‘uitvinding’ omschreven, samenhangend met de agrarische revolutie. In dit hoofdstuk pleiten we echter voor de idee van evolutionaire continuïteit, d.w.z. dat er zich een geleidelijke ontwikkeling heeft voorgedaan van vechtpartijen tussen diergroepen, via min of meer gewelddadige conflicten tussen prehistorische groepen mensen, tot aan ‘echte’ oorlogen tussen staten.
In een evolutionaire context waren de centrale problemen: (a) hoe verklaren waarom oorlog alleen voorkomt bij de mensachtigen en de chimpansee, (b) hoe verklaren waarom gewelddadige competitie tussen groepen niet voorkomt bij andere dieren, (c) hoe verklaren waarom het voornamelijk mannen zijn die, zowel bij mensen als chimpansees oorlog voeren. Dit zijn ultieme vragen. Er worden hier ook enkele proximale vragen gesteld. Waarom voeren primitieve volken oorlogen terwijl het resultaat daarvan zo desastreus is dat het nauwelijks de baten lijkt te rechtvaardigen? Waarom vechten mannen in oorlogen? Wat zijn de drijfveren van de individuele krijger of soldaat?
Oorlog evolueerde als een evolutionaire adaptatie met een richtinggevende kosten/baten berekening. Daarbij is het reproductief succes het enige criterium. Vrouwen en mannen verschillen in de manier waarop zij hun reproductief succes kunnen optimaliseren. Daarom evolueerde oorlog bij zowel chimpansees als mensachtigen als een voortplantingsstrategie met mannelijke coalities. Die coalities hadden tot doel gewelddadige competities tussen groepen te houden om vrouwen en territorium te veroveren.
Oorlogvoering: de evolutionaire aspecten
Johan van der Dennen
Doorgaans wordt oorlog als een eenmalige ‘uitvinding’ omschreven, samenhangend met de agrarische revolutie. In dit hoofdstuk pleiten we echter voor de idee van evolutionaire continuïteit, d.w.z. dat er zich een geleidelijke ontwikkeling heeft voorgedaan van vechtpartijen tussen diergroepen, via min of meer gewelddadige conflicten tussen prehistorische groepen mensen, tot aan ‘echte’ oorlogen tussen staten.
In een evolutionaire context waren de centrale problemen: (a) hoe verklaren waarom oorlog alleen voorkomt bij de mensachtigen en de chimpansee, (b) hoe verklaren waarom gewelddadige competitie tussen groepen niet voorkomt bij andere dieren, (c) hoe verklaren waarom het voornamelijk mannen zijn die, zowel bij mensen als chimpansees oorlog voeren. Dit zijn ultieme vragen. Er worden hier ook enkele proximale vragen gesteld. Waarom voeren primitieve volken oorlogen terwijl het resultaat daarvan zo desastreus is dat het nauwelijks de baten lijkt te rechtvaardigen? Waarom vechten mannen in oorlogen? Wat zijn de drijfveren van de individuele krijger of soldaat?
Oorlog evolueerde als een evolutionaire adaptatie met een richtinggevende kosten/baten berekening. Daarbij is het reproductief succes het enige criterium. Vrouwen en mannen verschillen in de manier waarop zij hun reproductief succes kunnen optimaliseren. Daarom evolueerde oorlog bij zowel chimpansees als mensachtigen als een voortplantingsstrategie met mannelijke coalities. Die coalities hadden tot doel gewelddadige competities tussen groepen te houden om vrouwen en territorium te veroveren.

Hoofdstuk 9
Een darwinistische beschouwing van cultuur en culturele evolutie
Helen De Cruz en Johan De Smedt
Mensen nemen gebruiken en ideeën (dus hun cultuur) onbewust over. Culturele oplossingen voor problemen uit de omgeving zijn vaak verbazingwekkend complex en efficiënt. Hoe bereiken menselijke culturen deze efficiëntie? Darwins evolutietheorie kan een verklaring bieden voor de evolutie van cultuur. In een eerste deel gaan we in op de oorsprong van cultuur als menselijk gedrag. Eerst vergelijken we menselijke cultuur met een aantal niet-menselijke culturele tradities, waaronder werktuiggebruik bij chimpansees. Vervolgens schetsen we een evolutionair scenario voor het ontstaan van menselijke cultuur: hoe kon natuurlijke selectie dit in onze hominide voorouders hebben bevoordeeld?
In een tweede deel belichten we de evolutie van cultuur in een darwinistische perspectief. Omdat memen, net als hun dragers, een eigen evolutionair traject kennen, hoeven zij niet voordelig te zijn voor hun gebruikers. Er bestaan diverse verhoudingen tussen biologische en culturele evolutie: sommige ideeën zijn adaptief voor hun gebruikers, anderen blijken neutraal of zelfs ronduit schadelijk. Aan de hand van case-studies uit kunst en wiskunde onderzoeken we de mogelijke verhoudingen tussen memen en genen. Hieruit blijkt dat schijnbaar revolutionaire ideeën als het ontstaan van de gotiek of het cijfer nul het resultaat waren van een graduele evolutie van ideeën.
Een darwinistische beschouwing van cultuur en culturele evolutie
Helen De Cruz en Johan De Smedt
Mensen nemen gebruiken en ideeën (dus hun cultuur) onbewust over. Culturele oplossingen voor problemen uit de omgeving zijn vaak verbazingwekkend complex en efficiënt. Hoe bereiken menselijke culturen deze efficiëntie? Darwins evolutietheorie kan een verklaring bieden voor de evolutie van cultuur. In een eerste deel gaan we in op de oorsprong van cultuur als menselijk gedrag. Eerst vergelijken we menselijke cultuur met een aantal niet-menselijke culturele tradities, waaronder werktuiggebruik bij chimpansees. Vervolgens schetsen we een evolutionair scenario voor het ontstaan van menselijke cultuur: hoe kon natuurlijke selectie dit in onze hominide voorouders hebben bevoordeeld?
In een tweede deel belichten we de evolutie van cultuur in een darwinistische perspectief. Omdat memen, net als hun dragers, een eigen evolutionair traject kennen, hoeven zij niet voordelig te zijn voor hun gebruikers. Er bestaan diverse verhoudingen tussen biologische en culturele evolutie: sommige ideeën zijn adaptief voor hun gebruikers, anderen blijken neutraal of zelfs ronduit schadelijk. Aan de hand van case-studies uit kunst en wiskunde onderzoeken we de mogelijke verhoudingen tussen memen en genen. Hieruit blijkt dat schijnbaar revolutionaire ideeën als het ontstaan van de gotiek of het cijfer nul het resultaat waren van een graduele evolutie van ideeën.

Hoofdstuk 10
Taal: de evolutie van sociale communicatie
Charlotte De Backer en Mark Nelissen
Een groot deel van ons alledaags gedrag is sociaal, communicatief van aard. In dit hoofdstuk schuiven we een evolutionaire verklaring naar voor om ons babbelgedrag te verklaren. Er wordt aangetoond hoe sociale communicatie kan opgevat worden als een set van cognitieve modules die doorheen de evolutie gevormd zijn door selectiedruk en welbepaalde functies uitoefenen. We beantwoorden hiervoor drie vragen. Ten eerste leggen we uit wanneer communicatie is ontstaan. Vervolgens bespreken we hoe dat is gebeurd, in welke vorm communicatie is ontstaan. Ten slotte peilen we naar het waarom: waarom is communicatie ontstaan en geëvolueerd tot de gedragsvorm die zich vandaag zo alomtegenwoordig voordoet?
Het antwoord op deze laatste vraag verschaft een ultieme verklaring voor ons babbelgedrag. Dit hoofdstuk legt uit hoe natuurlijke en seksuele selectie het sociaal vermogen van de mens vorm gegeven hebben. Problemen waarmee onze voorouders geconfronteerd werden in een sociale context waren situaties waar coöperatie niet voor de hand lag of conflicten optraden. Sociale communicatie bood een oplossing voor deze problemen door in de eerste plaats op te treden als een groepsbindend middel. De keerzijde van het verhaal is dat taal ook kan verwijzen naar een fictieve situatie en alzo bedrog mogelijk maakt. Tevens maakt het leven in grotere groepen bedrog gemakkelijker uitvoerbaar. Taal lijkt echter een zelfoplossend systeem te zijn, want via uitwisseling van informatie is sociale controle mogelijk om bedrog binnen de perken te houden.
Taal: de evolutie van sociale communicatie
Charlotte De Backer en Mark Nelissen
Een groot deel van ons alledaags gedrag is sociaal, communicatief van aard. In dit hoofdstuk schuiven we een evolutionaire verklaring naar voor om ons babbelgedrag te verklaren. Er wordt aangetoond hoe sociale communicatie kan opgevat worden als een set van cognitieve modules die doorheen de evolutie gevormd zijn door selectiedruk en welbepaalde functies uitoefenen. We beantwoorden hiervoor drie vragen. Ten eerste leggen we uit wanneer communicatie is ontstaan. Vervolgens bespreken we hoe dat is gebeurd, in welke vorm communicatie is ontstaan. Ten slotte peilen we naar het waarom: waarom is communicatie ontstaan en geëvolueerd tot de gedragsvorm die zich vandaag zo alomtegenwoordig voordoet?
Het antwoord op deze laatste vraag verschaft een ultieme verklaring voor ons babbelgedrag. Dit hoofdstuk legt uit hoe natuurlijke en seksuele selectie het sociaal vermogen van de mens vorm gegeven hebben. Problemen waarmee onze voorouders geconfronteerd werden in een sociale context waren situaties waar coöperatie niet voor de hand lag of conflicten optraden. Sociale communicatie bood een oplossing voor deze problemen door in de eerste plaats op te treden als een groepsbindend middel. De keerzijde van het verhaal is dat taal ook kan verwijzen naar een fictieve situatie en alzo bedrog mogelijk maakt. Tevens maakt het leven in grotere groepen bedrog gemakkelijker uitvoerbaar. Taal lijkt echter een zelfoplossend systeem te zijn, want via uitwisseling van informatie is sociale controle mogelijk om bedrog binnen de perken te houden.

Hoofdstuk 11
Darwin en de sociologie
Kristiaan Thienpont
Sociologie en biologie, het is nooit een succes geworden. Waar sommige sociale wetenschappen zoals de psychologie of de antropologie de link met de biologie nooit helemaal hebben verbroken en/of de laatste jaren ernstige pogingen doen om die te herstellen, staat de sociologie mijlenver van een constructieve dialoog met de biologie. In dit hoofdstuk geven we de historische context aan van deze breuk en bekijken we enkele moderne biologische ontwikkelingen die menselijk gedrag kunnen helpen verklaren.
De stelling is dat zowel de oude sterk ideologisch gekleurde debatten tussen beide onderzoeksgebieden als de euforische en sterk veralgemenende zegeberichten als zou de biologie de sociologie een nieuw elan verschaffen nu eindelijk eens begraven moeten worden.
De darwinistische studie van gedrag is snel geëvolueerd tot een modern, theoretisch en empirisch sterk onderbouwd onderzoeksgebied. Het is tijd voor systematisch biosociologisch onderzoek, naar het voorbeeld van de psychologie en antropologie. We geven richtlijnen hoe deze interactie zou kunnen gebeuren.
Darwin en de sociologie
Kristiaan Thienpont
Sociologie en biologie, het is nooit een succes geworden. Waar sommige sociale wetenschappen zoals de psychologie of de antropologie de link met de biologie nooit helemaal hebben verbroken en/of de laatste jaren ernstige pogingen doen om die te herstellen, staat de sociologie mijlenver van een constructieve dialoog met de biologie. In dit hoofdstuk geven we de historische context aan van deze breuk en bekijken we enkele moderne biologische ontwikkelingen die menselijk gedrag kunnen helpen verklaren.
De stelling is dat zowel de oude sterk ideologisch gekleurde debatten tussen beide onderzoeksgebieden als de euforische en sterk veralgemenende zegeberichten als zou de biologie de sociologie een nieuw elan verschaffen nu eindelijk eens begraven moeten worden.
De darwinistische studie van gedrag is snel geëvolueerd tot een modern, theoretisch en empirisch sterk onderbouwd onderzoeksgebied. Het is tijd voor systematisch biosociologisch onderzoek, naar het voorbeeld van de psychologie en antropologie. We geven richtlijnen hoe deze interactie zou kunnen gebeuren.

Hoofdstuk 12
Feminisme en evolutietheorie. Over gender, wetenschap en ideologie
Griet Vandermassen, Johan Braeckman en Marysa Demoor
Tussen feminisme en evolutiebiologie heeft het nooit echt geboterd. Nogal wat feministen beschuldigen evolutiebiologen van seksisme, genetisch determinisme, slechte wetenschap en rechtvaardiging van het patriarchaat. Evolutionaire wetenschappers schermen op hun beurt met het argument dat feministische mensbeelden meer ideologisch dan wetenschappelijk gefundeerd zijn. Dit hoofdstuk stelt dat het conflict om historische redenen begrijpelijk is, maar dat beide partijen elkaar eigenlijk veel te bieden hebben.
Enerzijds is wetenschap een menselijke en dus feilbare onderneming, waardoor bewustzijn van potentiële gendergebonden vooroordelen - en andere bronnen van vooroordelen - in de evolutionaire theorievorming noodzakelijk is. Anderzijds is de wetenschappelijke methodologie de afgelopen eeuw veel verfijnder geworden, onder meer door de inbreng van vrouwelijke wetenschappers. Daardoor weten we nu dat het soort van politiek correct denken dat inhoudt dat je verschillen tussen mensen alleen mag verklaren door omgevingsfactoren zoals opvoeding, socialisatie en discriminatie, niet langer houdbaar is. De moderne evolutietheorie verschaft ons een wetenschappelijk kader van waaruit we de ultieme wortels van (seksueel) verschil kunnen begrijpen. Tegelijk kan een evolutionaire benadering zorgen voor een hoognodige, wetenschappelijk onderbouwde metatheorie van de menselijke natuur in de feministische theorievorming.
Feminisme en evolutietheorie. Over gender, wetenschap en ideologie
Griet Vandermassen, Johan Braeckman en Marysa Demoor
Tussen feminisme en evolutiebiologie heeft het nooit echt geboterd. Nogal wat feministen beschuldigen evolutiebiologen van seksisme, genetisch determinisme, slechte wetenschap en rechtvaardiging van het patriarchaat. Evolutionaire wetenschappers schermen op hun beurt met het argument dat feministische mensbeelden meer ideologisch dan wetenschappelijk gefundeerd zijn. Dit hoofdstuk stelt dat het conflict om historische redenen begrijpelijk is, maar dat beide partijen elkaar eigenlijk veel te bieden hebben.
Enerzijds is wetenschap een menselijke en dus feilbare onderneming, waardoor bewustzijn van potentiële gendergebonden vooroordelen - en andere bronnen van vooroordelen - in de evolutionaire theorievorming noodzakelijk is. Anderzijds is de wetenschappelijke methodologie de afgelopen eeuw veel verfijnder geworden, onder meer door de inbreng van vrouwelijke wetenschappers. Daardoor weten we nu dat het soort van politiek correct denken dat inhoudt dat je verschillen tussen mensen alleen mag verklaren door omgevingsfactoren zoals opvoeding, socialisatie en discriminatie, niet langer houdbaar is. De moderne evolutietheorie verschaft ons een wetenschappelijk kader van waaruit we de ultieme wortels van (seksueel) verschil kunnen begrijpen. Tegelijk kan een evolutionaire benadering zorgen voor een hoognodige, wetenschappelijk onderbouwde metatheorie van de menselijke natuur in de feministische theorievorming.