Wat heeft de menselijke taal met de communicatie van dieren te maken?
Het is misschien goed de relatie tussen de communicatie en onze taal even aanschouwelijk voor te stellen. Stelt u zich een weids landschap voor, langs alle kanten begrensd door de horizon. Dat landschap is vlak met hier en daar wat lichte verhevenheden, de ene wat hoger dan de andere. Ergens in deze uitgestrekte vlakte staat één smalle, hoge berg. Hij steekt ver uit boven de lichte heuveltjes. De vlakte staat voor de onmeetbare massa communicatievormen die in de dierenwereld sinds honderden miljoenen jaren zijn ontwikkeld. De lichte verhevenheden zijn sterkere specialisaties van communicatiesystemen bij bepaalde soorten. Denk aan de ingewikkelde dans van de bijen, waardoor complexe informatie van de dansende bij aan de collega's wordt doorgegeven zodat deze precies weten waar ze voedsel kunnen vinden. Of bijvoorbeeld ook de 'taal' van de walvissen die we nog lang niet begrijpen, maar waarvan we wel weten dat ze complex is en dus waarschijnlijk veel informatie kan bevatten. Die vlakte omvat dus alle diersoorten die informatie kunnen overdragen van het ene individu naar het andere, en ook alle middelen die hiervoor zijn te gebruiken. De uitstekende berg is een van deze middelen, de menselijke taal, die een sterke specialisatie heeft ondergaan waardoor informatie wordt uitgewisseld die vele malen ingewikkelder kan zijn dan die van bijvoorbeeld de bij. Daarom is het een hoge berg. Hij is smal omdat het om slechts één soort gaat. Het voordeel van deze beeldspraak is dat we beter kunnen zien hoe onze taal wortelt in de oeroude communicatie, en dat ze hieruit is opgegroeid. Zo is ook duidelijk dat wanneer we die berg willen beklimmen, we eerst door de vlakte moeten wandelen. We moeten eerst naar de communicatie kijken om de ontwikkeling van onze taal te begrijpen … zie verder p. 225 We kennen natuurlijk het belang van geuren in de communicatie bij veel diersoorten, maar kan geur ook een rol spelen bij ons? Mensen hebben maar een fractie van het reukvermogen van bijvoorbeeld honden, katten en ratten, maar toch speelt geur een belangrijke rol in onze chemische communicatie. Natuurlijk hebben we het niet over de kunstmatige geuren waarmee we ons besprenkelen – erotische parfums en viriele aftershaves – hoe doelbewust we deze ook mogen gebruiken om onze geur in een of andere richting te sturen. Het gaat hier om reuk, om chemische stoffen die ons lichaam produceert en die al van in het Moederland een biologische functie vervullen. Feromonen, zoals androstenol, die we onder andere in okseltranspiratie aantreffen, zet mannen en vrouwen aan tot het nemen van contact. Androstenol kan onder de invloed van lucht en bacteriën worden omgevormd tot androstenon, slechts één letter verschil in de naam en een klein verschil in de molecule, maar een groot verschil in de uitwerking op het menselijk gedrag. Dit feromoon stimuleert alleen vrouwen, ze worden sterker aangetrokken door mannen die een extra hoeveelheid androstenon op hun lichaam hebben. Een mooie proef toont aan dat dit geen verzinsel is. In een wachtkamer … zie verder p. 229 Is er een duidelijk voorbeeld waarbij het aanraken van elkaar een communicatieve functie heeft? Zoenen is een vorm van communicatie via aanraken die we bijzonder goed kennen. Ook dit signaal verstevigt de band tussen mensen. Dat het weer om een oud gedrag gaat, blijkt uit het feit dat ook chimpansees het doen. Volgens Irenäus Eibl-Eibesfeldt, de gedragsbioloog die veel menselijke culturen heeft bestudeerd, is zoenen ontstaan uit het mond-tot-mond voeden. In sommige culturen ziet men dat moeders – nadat de periode van de borstvoeding is afgelopen – hun kind voeden door het voedsel voor te kauwen en te mengen met speeksel voordat het van mond-tot-mond aan het kind door te geven. Dit gedrag verstevigt de affectieve band tussen moeder en kind, en zo zou de basis zijn gelegd voor een affectief signaal, de zoen. Dat signaal is losgerukt uit zijn oorspronkelijke context, de moeder/kind binding, en is ingevoerd in andere situaties zoals vriendschappelijke relaties en seksueel contact. Dit is overigens niet zo vreemd … zie verder p. 232 Klopt het dat mensen die hun dominantie willen uitdrukken, zich groter proberen te maken? Zag u al eens een sergeant bevelen roepen met neerhangende schouders, gebogen hoofd en lichtjes geknikte knieën? Een signaal dat hierbij veel wordt gebruikt is het geheven hoofd. De baas die zijn werknemer een reprimande geeft, doet dat niet met gebogen hoofd, maar heft het hoofd, de kin wordt naar voren gestoken. Het effect hiervan is dat degene die verondersteld wordt zich te onderwerpen meer van bovenaf wordt bekeken. Wie groter is dan een ander bekijkt deze andere van bovenaf. Wie dominanter wil zijn, dus groter, probeert dan maar van bovenuit te kijken. De uitdrukking 'op iemand neerkijken' is dus niet uit de lucht gegrepen, maar heeft wortels in ons Moederland . zie verder p. 236 Wat verstaat men onder ‘spiegelgedrag’? Let eens op mensen die met elkaar in gesprek zijn, bijvoorbeeld tijdens een feestje, in een café, bij een vergadering of op een receptie. Wanneer ze het met elkaar eens zijn – wat je merkt aan het jaknikken of expliciete beamingen – dan gaan ze op dezelfde manier staan of zitten. Heeft de ene de benen gekruist, dan de andere ook. Leunt de ene tegen een tafel waarop de zoutjes staan, dan de andere ook. Wanneer het om goede vrienden of geliefden gaat, neemt dat spiegelgedrag toe, zelfs tot in kleine details. Zit het meisje zodanig aan tafel dat de kin op haar linkerhand steunt en de rechter arm uitgestrekt over de tafel ligt, de ogen half gesloten alsof ze de partner goed wil observeren, dan zit na een paar ogenblikken die partner tegenover haar met de kin op de rechterhand, de linkerarm uitgestrekt door zijn oogharen te kijken … zie verder p. 238 Is het waar dat men door een bepaalde hersenbeschadiging iemands gezicht niet meer kan herkennen? .We herkennen onze buurman in een fractie van een seconde. Die vele duizenden kenmerken die we daarvoor nodig hebben, worden niet geanalyseerd, maar worden in één geheel gezien en herkend, als een geweldig complex gestalt (zie hoofdstuk 5). Dit is een straf staaltje van computerwerk, hier komt veel hersenwerk bij kijken. Om die taak - die even moeilijk als belangrijk is - te kunnen verwezenlijken, hebben we een speciaal gebied op onze hersenschors. Zoals we telkens grote zones hebben om te zien, te horen, woorden uit te spreken, hebben we ook een groot gebied om gezichten te herkennen. Zonder tussenkomst van dat hersengebied zouden we gezichten alleen herkennen door massa's kenmerken op te tellen. Dat zoiets inderdaad niet gaat, weten we van mensen bij wie dat centrum om gezichten te herkennen, beschadigd is, bijvoorbeeld door een beroerte of hersentumor. Zulke patiënten herkennen zelfs hun naaste verwanten niet meer van gezicht. Deze afwijking, prosopagnosie genaamd, leert ons hoe belangrijk de evolutie het herkennen van gezichten vond, zo belangrijk dat er veel plaats voor is voorzien op de hersenenschors . zie verder p. 242 Onze ogen kunnen soms wel op wapens lijken. Is iemand aankijken misschien ook een communicatiesignaal? Het belang van het aankijken als signaal zien we ook nog in een vermogen van de mens dat heel opzienbarend is en perspectief biedt voor wetenschappelijk onderzoek. Dat vermogen is het inschatten van iemands kijkrichting. Wij kunnen van ver bepalen waarnaar iemand kijkt, ook al kijkt hij niet recht vooruit. Als iemand recht vooruit kijkt, zou het kunnen dat we gewoon de lijn van zijn neus doortrekken om de kijkrichting te bepalen. Maar aangezien dit vermogen ook bestaat wanneer iemand van opzij kijkt, moeten we gebruik maken van een ander element, namelijk de stand van de ogen. Wie dacht op een receptie stiekem naar een interessante decolleté te kunnen kijken, zou wel eens snel verraden kunnen zijn door de stand van zijn ogen. Zelfs van ver kan men de kijkrichting 'meten'. Dit is een uiterst verfijnd vermogen, want ten slotte betekent een verandering van de kijkrichting niet meer dan de verschuiving van de oogbollen met hooguit een fractie van een millimeter. En toch kunnen we die kleine verschuiving van op grote afstand juist meten. Dat moet zeer verfijnd hersenwerk vragen, ook al zijn we er ons niet van bewust. De evolutie werkt alleen aan zoiets verfijnds en ingewikkelds als het echt belangrijk is, als het echt rendeert … zie verder p. 244 Waarom kreunen wij zowel bij pijn als bij seks? …Wanneer je een bandopname van gekreun hoort, is het vaak moeilijk te zeggen of we de oorzaak ervan moeten zoeken in pijn of juist genot. In de eerste plaats kun je je afvragen of het functioneel is om te laten horen dat we ons – als een spinnende kat – lekker voelen. Ten tweede rijst de vraag waarom we voor die boodschap hetzelfde geluid gebruiken als bij pijn. De eerste vraag beantwoorden we met een tegenvraag: waarom zouden we ons goede gevoel niet kenbaar maken aan de partner die ons het genot bezorgt, als aanmoediging om verder te gaan? Menige vrijpartij valt stil doordat een van de deelnemers geen signalen geeft dat hij/zij ervan geniet. Bovendien voelen velen zich gefrustreerd wanneer ze hun seksueel genot niet kunnen laten vergezellen van geluiden. Maar waarom een pijngeluid? … zie verder p. 255 Waarom handelt dit boek ook over de menselijke taal? Is die dan ook al biologisch van oorsprong, erfelijk bepaald? Stelt u zich een denkbeeldige proef voor. We zonderen een groep heel jonge kinderen af en voeden hen op met een taal die alleen uit woordenschat bestaat, dus zonder grammaticale structuur. We laten die kinderen normaal met elkaar omgaan. Na een paar jaar blijkt er iets geks te gebeuren: we horen de kinderen een volledige taal spreken die steunt op de woordenschat die ze in hun opvoeding meekregen en die gestructureerd is door een zelfgemaakte grammatica. Het gaat niet om een eenvoudige, gebrekkige of speelse spraakkunst, maar om een stelsel van ingewikkelde regels en wetten zoals we die kennen uit onze volwassen taal. Zo'n proef kunnen we natuurlijk niet echt uitvoeren – we zouden pardoes en terecht achter de tralies belanden. We gaan kinderen zoiets niet aandoen. Toch heeft het fenomeen zich meermaals voorgedaan. Ik verklaar me nader … zie verder p. 260 Waardoor is onze taal ooit ontstaan? Keren we even terug naar de sociale organisatie bij de apen. We weten al dat deze dieren onderlinge banden smeden en onderhouden door lichamelijk contact, het vlooien. Dat vlooien vraagt tijd, zelfs veel tijd. Hoe meer bondgenoten en vrienden men wil, hoe meer tijd in het vlooien gaat zitten. Hier treedt een stukje economie naar voren. Hoeveel tijd kan ik spenderen aan deze sociale contacten, ten koste van andere noodzakelijke dingen, zoals voedsel zoeken, voor de jongen zorgen, een nest maken, enzovoort. Hoe meer tijd gestoken wordt in het ene, hoe minder in het andere en de economische aap moet dus uitmaken welke tijdsverdeling het meest rendeert. Hij moet nagaan hoeveel tijd er maximaal in het vlooien kan worden gestoken zonder andere levensnoodzakelijke activiteiten te verwaarlozen. Er werd berekend dat primaten maximaal 20 procent van hun tijd mogen investeren in sociale contacten. Een groter percentage leidt tot ondervoeding, verwaarlozing van de jongen, enzovoort. Een nieuw probleem dat rijst wanneer groepen groter worden: grotere groepen wil zeggen meer individuele banden en dat betekent dat er meer tijd moet gaan naar vlooien, terwijl die beperkt is tot 20 procent. Voor onze voorouders werd dit probleem heel acuut … zie verder p. 266 Wie taal zegt, zegt ook liegen. Is het bedrog typisch menselijk? … Deze voorbeelden geven aan dat de wortels van de taal nu nog zijn bloot te leggen: de taal is in eerste instantie een sociaal bindmiddel. We stelden dus dat communicatie een nieuwe functie was voor de taal, maar het ontwikkelen van nieuwe functies bleef onverminderd doorgaan. Een voorbeeld van een andere nieuwe functie heeft een eerder negatieve klank: de intrede van bedrog. Zodra informatie kan worden uitgewisseld door taal, dat wil zeggen zonder dat het onderwerp van de informatie zelf getoond moet worden, kan je erover liegen of verkeerde informatie geven. Ik zou trouwens zelf liegen als ik stelde dat de mens de eerste leugenaar was. Dit systeem werd al lang voor hem toegepast, zij het in geringe mate, door verschillende primaten. Primaten kunnen op twee manieren bedriegen. Ze kunnen informatie achterhouden of verkeerde informatie geven … zie verder p. 271 |