Wie was Darwin?
Het paradigma van denken en begrijpen in termen van evolutie dateert uit het midden van de vorige eeuw, toen Charles Darwin, de grondlegger van de moderne biologie, samen met Russell Wallace aantoonde dat de levende materie geen statisch stelsel is, dat het niet onveranderlijk is. Darwin en Wallace zagen dat alle levensvormen in de loop van een zeer lange tijd zijn ontstaan uit andere vormen, waarvan ze licht of sterk afweken doordat ze zich beter hadden aangepast aan veranderende omstandigheden. Leven, dieren en planten waren niet in één keer gemaakt en op de wereld geplaatst met de boodschap 'leef en plant u voort'. Nee, alle huidige soorten zijn in de loop van een zeer langdurig proces gevormd uit eerdere soorten, de huidige vormen uit eerdere vormen. Het proces van wording uit voorgaande structuren noemt men evolutie. Darwin en Wallace hadden hun bevindingen gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar gedaan, en toch spreekt men alleen over het werk van Darwin. Dat kan worden verklaard door het feit dat Darwin veel meer heeft gepubliceerd dan alleen zijn ideeën over evolutie. Hij schreef een indrukwekkend werk over de mens, over huisdieren, hij was een groot specialist in wormen, enzovoort. Maar zijn handtekening onder de evolutieleer is vooral te danken aan Wallace, die meer heil zag in het verspreiden van de evolutiegedachte over de wereld en onder alle denkende mensen, dan in een academische oorlog tussen geleerden die het alleenrecht of minstens het eerstgeboorterecht van hun theorieën opeisen. Hij liet in alle nederigheid de eer aan Darwin om het vaderschap van de moderne evolutieleer te dragen ... zie verder p. 15 Wat is natuurlijke selectie? We kunnen dit mechanisme vandaag omschrijven met behulp van de kennis van de erfelijkheidsleer. Maar om de redenering beter te kunnen begrijpen, is het verstandig eerst even stil te staan bij de visie van Darwin zelf. Trouwens, men citeert hem vaak in termen van 'de wet van de sterkste', en dat is een vervormde voorstelling. Als we eerst zijn visie aanhalen en daarna die zelfde visie herformuleren in termen van genen, zal blijken dat natuurlijke selectie niet zomaar is te omschrijven als de wet van de sterkste. De aanwijzingen die Darwin vond, vooral op zijn reis naar de Galapagoseilanden, om te komen tot zijn inzichten, laten we hier terzijde. We beperken ons tot zijn conclusies. Alle soorten planten en dieren hebben een grote voortplantingscapaciteit, dat wil zeggen dat ze soms enorm veel nakomelingen zouden kunnen krijgen als ze alle in leven bleven en opgroeiden. Een kabeljauw legt per keer miljoenen eitjes. Dat is zo ontzaglijk veel dat, als er geen zouden sterven, de aarde na een paar jaar bedekt zou zijn met een dikke korst kabeljauwen. Als een vrouw tussen 15 en 50 jaar niets anders zou doen dan kinderen baren, kan ze gemakkelijk 25 kinderen hebben. Al die nakomelingen hebben dezelfde voortplantingscapaciteit, dus zal in elke soort de grootte van een populatie exponentieel toenemen. Maar dat gebeurt natuurlijk niet … zie verder p. 17 Wat is het verschil tussen darwinisme en neodarwinisme? Er is al op gewezen dat Darwin - ook al legde hij de nadruk op de erfelijkheid van de kenmerken die door de natuurlijke selectie worden bevoordeeld - geen weet had van de erfelijkheidsmechanismen. Hoe worden kenmerken overgeërfd? Eeuwen lang dacht men dat er een substantie in het bloed zat die op een of andere manier de kenmerken van moeder en vader op de kinderen moest doorgeven. Maar zelfs die verklaring hield geen stand. Darwin moest wachten tot Gregor Mendel enkele jaren later zijn nu vermaarde experimenten met onder meer erwtenplanten uitvoerde en de eerste wetmatigheden in de overerving formuleerde. Mendel legde de basis van de genetica, de wetenschap van de erfelijkheid (genetisch en erfelijk zijn min of meer synoniem en worden in dit boek door elkaar gebruikt). In feite wachtte Darwin niet echt op deze bevindingen, want al publiceerde Mendel zijn onderzoeksresultaten tijdens Darwins leven, hij besteedde er geen aandacht aan. Anders zou zijn idee nog veel moderner zijn geweest. De wetenschappelijk wereld waarbinnen Darwins idee moest gedijen, veranderde dus door de verruimde kennis van de erfelijkheid. Maar de meest drastische verandering in dit milieu deed zich voor in de loop van de 20ste eeuw, meer bepaald met de definitie van het begrip gen, de eenheid van overerving. De jongste verandering op dat vlak is de omschrijving van het gen als 'een stuk DNA' en ... zie verder p.21 |