Hebben mensapen voldoende bewustzijn om met symbolen te werken?
Daarbij laat men de dieren symbolen leren, gaande van voorwerpen of vormen met een bepaalde betekenis tot gebaren uit de doofstommentaal. Zo werd bijvoorbeeld een chimpansee aangeleerd dat gekleurde plastic vormen een of andere betekenis hadden. Zo kon een rood, schijfvormig ding de betekenis 'banaan' hebben, een zwarte driehoek betekende 'kleur', een blauwe ster stond voor 'geel', enzovoort. De chimpansee leerde deze symbolen te combineren tot zinnen. Het voordeel hiervan is dat men vragen kan stellen. Toen het dier werd gevraagd om de zin '... is de kleur van een banaan' te vervolledigen met een van de vormen, koos ze de vorm die stond voor 'geel'. Let wel: deze vorm noch de vorm die 'banaan' betekende, waren geel. De chimpansee moet dus een abstracte notie van zowel 'kleur' als van de 'gele kleur' hebben gehad. Met andere woorden, de herinnerde kleur van een banaan en de plastic vorm die deze kleur weergeeft, hebben alleen een symbolische relatie met elkaar, net als het woord 'geel' voor ons. Er zijn veel van die proeven gedaan met mensapen. We kunnen eruit concluderen dat de vorm van bewustzijn die 'de creatie van en het omgaan met abstracte ideeën, en ook het communicatief uitdrukken ervan' al voorkomt vanaf de primaten … zie verder p. 279 Hoe kan je onderzoeken of een chimpansee een ik-besef heeft? … Een klassiek geworden proef gaat als volgt. Een chimpansee wordt in slaap gedaan met anesthesie. Onderzoekers plaatsen een felgekleurde stip op het voorhoofd van het dier, bijvoorbeeld met verf. Het voorhoofd is een plaats op het lichaam dat men niet zelf rechtstreeks kan waarnemen, wel in een spiegel. Als de chimpansee wakker wordt, is de verf opgedroogd en het dier voelt niets bijzonders. In de proefruimte staat een spiegel. Vroeg of laat ziet het dier zichzelf in de spiegel en merkt dat er iets veranderd is ten opzichte van enige tijd geleden. Hij merkt een ongewone kleur in het spiegelbeeld dat hem zo vertrouwd was. Tientallen keren heeft hij dat beeld in de spiegel gezien en nu is daar opeens een grondige verandering te zien. In deze proef stelt men vast dat het proefdier, in de spiegel kijkend, zijn eigen voorhoofd betast met een vinger. Hij onderzoekt wat er veranderd is, niet in het spiegelbeeld waar de verandering te zien is, maar op zijn eigen lichaam. De onderzoekers die dit voor het eerst hebben waargenomen, kregen vast kippenvel. Zij zagen immers voor het eerst een niet-menselijk dier blijk geven van het ik-besef, van een bewustzijnsniveau waarvan men duizenden jaren lang dacht dat het exclusief voor de mens was voorbehouden … zie verder p. 281 Is het waar dat onze twee hersenhelften op een verschillende manier werken? … Ziedaar twee verschillende manieren om informatie uit de omgeving te interpreteren: de details uiteenrafelen of het geheel in een kader plaatsen. Beide zijn interessant, maar moeilijk en duur om ze gezamenlijk te laten plaatsgrijpen. Ze vragen namelijk elk een heel andere instelling van de centrale computer die de verwerking moet realiseren. Ook de evolutie vond dat te duur voor één brein, het was te gevaarlijk om twee zo verschillende systemen in één programmatuur te verwerken. De kans op fouten zou toenemen naarmate de hoeveelheid van de nodige informatie zou groeien. Daar had de evolutie wat op gevonden: aangezien er toch twee hersenhelften als volwaardige computers waren ontwikkeld – beide gelijk aan elkaar wat structuur en neuronenschakelingen betreft, beide in staat ingewikkelde verwerkingen uit te voeren – en aangezien er twee tegengestelde systemen nodig zijn om de massa binnenkomende informatie te verwerken, waarom zouden we dan niet elke computer een van deze systemen als zijn specialiteit laten uitwerken? Kort gezegd, de evolutie besloot dat één hersenhelft zich ging specialiseren in de analyse (de linker) en de andere hersenhelft zou zich toeleggen op de synthese (de rechter) … zie verder p. 295 We hebben taalgebieden in de hersenen om te spreken. Maar ook om te schrijven? … De taal zoals we die tot nu hebben behandeld, is een gesproken taal en die werd gebruikt gedurende wellicht enkele of vele (?) honderdduizenden jaren. In die periode in ons Moederland heeft de evolutie via de natuurlijke selectie gewerkt aan dit gedragsfenomeen, heeft het de programmatuur gekneed en bijgeschaafd. In die enorm lange tijdsspanne is taal gegroeid van een primitieve, sociale geluidsproductie tot communicatie met een ingewikkelde grammatica. Het schrijven en lezen echter, het omzetten van de gesproken symbolen in sematectonische symbolen (denk even terug aan hoofdstuk 8), is bijzonder recent. Historici vertellen ons dat de mens pas enkele duizenden jaren geleden een schrift ontwikkelde. Dat is voor de evolutie veel te kort om er greep op te kunnen hebben. Natuurlijke selectie werkt over een tijdsspanne van veel duizenden, liefst miljoenen jaren. Daardoor heeft de evolutie nog geen programma in onze computer gebrand om schrijven en lezen mogelijk te maken. Dat programma schrijven we zelf als kind en elk kind doet het opnieuw. … Ons brein heeft dat zelf opgelost, namelijk door een gebied tussen de visuele schors en het gebied van Wernicke in te schakelen. Dat gebied heet de gyrus angularis (onofficieel te vertalen als 'hoekige hersenkronkel'). Die gyrus angularis doet iets wonderlijks. Hij kan de woorden die we zien, omzetten in klank … zie verder p. 306 |