Wat is het meest essentiële verschil tussen een vrouw en een man?
Het fundamenteel verschil tussen mannelijke en vrouwelijke individuen ligt in de grootte van de geslachtscellen. Zaadcellen zijn klein en overvloedig aanwezig, eicellen zijn in verhouding tot andere cellen ontzettend groot en worden in heel kleine hoeveelheden aangemaakt. Dat heeft te maken met de arbeidsverdeling waar we het al even over hadden: mobiliteit voor de mannelijke cel, voedselvoorraad voor de vrouwelijke cel. Mannetjes kunnen onbeperkt zaadcellen produceren. Wijfjes daarentegen zijn 'schaarse voortplantingsbronnen': er zijn veel minder eicellen op de markt leverbaar. Er wordt dus flink gestreden om die zeldzame eitjes. Als we dit even naar de mens vertalen, krijgen we een idee van de verhouding. Een man kan van zijn puberteit tot op een zeer hoge leeftijd constant zaadcellen aanmaken. Per ejaculatie levert hij keer op keer zo'n 200 à 400 miljoen cellen af. Ik schat dat dit neerkomt op 10 miljoen keer een miljoen (dus 10 biljoen) zaadcellen in het leven van een man. Het kán niet op! Een vrouw daarentegen begint de rijping van haar eerste eicel bij de aanvang van de puberteit en blijft eicellen produceren tot aan de menopauze. Daarbij wordt gemiddeld slechts één eicel per maand ter beschikking gesteld. In heel haar leven zijn dat hooguit 500 eicellen. Dit zeer lage productiecijfer zal haar aanzetten tot grote zuinigheid. Om deze alinea uiterst bondig samen te vatten: zaadcellen zijn spotgoedkoop, eicellen zijn peperduur. Wat betekenen deze economische verhoudingen voor mannetjes en wijfjes in de praktijk? Algemeen gesteld kan een mannetje zijn voortplantingssucces verhogen door zo veel mogelijk wijfjes te bevruchten. Hij maakt toch veel meer zaadcellen aan dan hij uiteindelijk nodig heeft voor een bevruchting. Stel dat hij een wijfje met slechte genen heeft bevrucht waardoor minder of niet levensvatbare nakomelingen ontstaan, of zelfs helemaal geen. Dat betekent dan voor het mannetje hooguit dat zijn vrijpartij verspilde tijd was. Die verloren cellen maken niet uit: hij maakt toch meteen weer nieuwe aan, waarmee hij kwistig kan rondstrooien. Bij het wijfje is het eigenlijk andersom … zie verder p. 126 Bestaat er een biologische basis voor verkrachting? … Het is te kort door de bocht om hiermee het afschuwelijke gedrag van verkrachting bij mensen te verklaren. Mogelijk is de menselijke verkrachting complexer en spelen ook agressieve en pathologisch factoren een rol. We kunnen er echter niet omheen dat de basis van het seksueel conflict deze aberratie heeft mogelijk gemaakt en ook in stand helpt houden. Dat wil zeggen dat de natuurlijke selectie in het Moederland mannen met een zeer sterke paringsmotivatie heeft bevoordeeld en dat hun genen, ook de genen die aanzetten tot verkrachting, zich meer hebben verspreid dan andere. Randy Thornhill en Craig Palmer hebben deze visie omstandig uiteengezet en kregen massa’s kritiek te horen. Een mooi voorbeeld van het spanningsveld tussen de klassieke sociale wetenschappen en de evolutiepsychologie en -biologie. Men begreep uit de publicatie van Thornhill en Palmer dat de biologische wortels voor verkrachting alle aspecten van dit gedrag kunnen verklaren en dat men geen beroep meer moet doen op culturele, sociologische verklaringen. Niets is minder waar. Verkrachtingen zijn niet te omschrijven als volwaardige voortplantingsstrategieën. Immers, zoals we hieronder zullen uiteenzetten, wordt een mannelijke voortplantingstactiek zonder vaderinvestering onvoldoende beloond door de natuurlijke selectie om tot een volwaardig voortplantingssysteem te kunnen uitgroeien. De biologische wortels verklaren enkel hoe verkrachtingen konden ontstaan. Een sociologische analyse zal ons kunnen vertellen dat dit gedrag bij de ontwikkeling van onze moderne samenleving in groeiende mate mee door culturele factoren – bijvoorbeeld macht – bepaald is geworden. Zo ook zien we in hoofdstuk 7 hoe de verkrachting kon uitgroeien tot een oorlogswapen. Maar laten we niet op het verhaal vooruitlopen. We beperken ons hier tot het feit dat verkrachting een gedrag is dat door de natuurlijke selectie kon ontstaan, en dus op een genetische basis steunt. Wie het moeilijk heeft met deze gedachtegang nodig ik uit de volgende redenering te bekijken ... zie verder p. 128 Bestaat er echt zoiets als een oorlog tussen zaadcellen? Bij het meervoudig paren doet zich een competitie voor tussen de zaadcellen om het eerst de eicel de bereiken, de zogenaamde spermacompetitie. Omdat deze competitie vérstrekkende gevolgen kan hebben en soms heel agressief van aard is, spreken sommigen zelfs van een spermaoorlog. Wil dat zeggen dat er tussen de zaadcellen zelf een gevecht op leven en dood ontstaat? Dat is inderdaad vaak gezegd en geschreven. Zaadcellen die vreemd zijn aan elkaar zouden proberen elkaar te doden. Sterker nog: sommige zaadcellen zouden zich specialiseren in het vernietigen van vreemde cellen ten voordele van hun gelijken, die dan ongehinderd hun weg naar de eicel zouden kunnen voortzetten. Zulke 'soldaatzaadcellen' zouden zichzelf dus opofferen. Andere zaadcellen zouden zich opofferen door samen te klonteren in de fijne kanaaltjes in het slijm van de vagina, de baarmoederhals, de baarmoeder, de eileider of waar ook om een soort prop te vormen die een barrière vormt voor andere, zich later meldende zaadcellen. Deze hypothesen zijn boeiend en maken een waar oorlogsverhaal van de bevruchting, maar ze zijn vooralsnog niet sluitend bewezen. We moeten de spermacompetitie eerder zien als een strategie van de producenten van de zaadcellen, de mannetjes dus … zie verder p. 131 Bestaat er ook zo een spermacompetitie bij de mens? Een duidelijke, uitwendig waarneembare vorm van de spermacompetitie is de hoeveelheid zaad die wordt uitgestoten bij een ejaculatie. Als je zaadcellen gemengd worden met die van concurrenten, doe je er goed aan je eigen deel op te voeren, dus zo veel mogelijk zaadcellen in te zetten. Dat houdt weer in dat je zo veel mogelijk zaadcellen moet aanmaken. En daarvoor heb je weer grote teelballen nodig. Ter illustratie bekijken we de teelballen van onze neven: de orang-oetan, de gorilla en de chimpansee. Deze mensapen verschillen in hun gedrag op een punt dat voor ons verhaal interessant is. Orang-oetans leven solitair, een ontmoeting tussen een man en vrouw is occasioneel en de kans dat een vrouw meervoudig paart, is dus heel klein. Gorilla's leven in familiegroepen die worden gedomineerd door de zilverrugman: de baas van de groep, die zijn naam dankt aan zijn grijzige rug. Alleen hij paart met de vrouwen, die dus ook weinig kans hebben op meervoudig paren. Chimpansees leven in grotere groepen. Ook hier heerst een dominant dier en als dat een mannetje is, dan eist ook hij alle bevruchtingen voor zich op. Maar daar slaagt hij lang niet altijd in. Ondergeschikte mannen kunnen met een list en/of hulp van andere mannen, ook wel eens een wijfje bevruchten. De chimpanseevrouw ontvangt dus zaad van meerdere mannen. Dit verschil in paargedrag tussen mensapen is uitwendig zichtbaar. De orang-oetan en de gorilla hebben kleine teelballen, de chimpansee heeft in verhouding zeer grote teelballen. Deze grootte is dus niet meer of minder dan een wapen in de oorlog van het zaad. En de mens? Die zit zowat tussen de gorilla en de chimpansee in. Dat betekent dat de mens lichamelijk niet gebouwd is voor monogamie. Zijn lichaam verraadt dat hij al sinds het Moederland rekening houdt met de reële kans dat zijn partner door een of meer mannen is geïnsemineerd, dus dat hij rekening houdt met de kans op meervoudig paren … zie verder p. 132 Vanwaar komt het overspel van de vrouw? Mannelijke mezen die bereid zijn deel te nemen aan overspel, geven de genen die hiervoor instaan een grotere verspreiding dan de genen die zorgen voor eeuwige trouw. En zo zal in de loop van de evolutie van deze mezensoort het overspel ontstaan en blijven bestaan. … Hoe zit dat bij de mens? “Wij zijn toch geen vogels!” zal u zeggen. Wel, we hebben al laten zien dat geen van de basismechanismen die gedrag sturen ons vreemd zijn. Hogere organismen hebben in de loop van hun evolutie veel nieuwe en complexe mechanismen bij de oude gevoegd, maar die oude mechanismen zijn nooit opgeruimd. Dus kunnen we dezelfde of gelijksoortige genen als van de vogels die we onder de loep namen in onszelf terugvinden. Dat betekent dat onze over-over-overgrootmoeders in het Moederland hun voortplantingssucces op dezelfde manier konden vergroten als die mezen. Zij combineerden dezelfde twee strategieën: een man aan zich binden voor de langdurige vaderzorg en – als er enige twijfel bestond over de kwaliteit van zijn genen – zich laten bevruchten door een andere man die wél duidelijk tekenen vertoonde van goede genen. Vrouwen die dus om welke reden ook geen ideale man konden krijgen, wisten hun voortplantingssucces te verzekeren door de jarenlange trouw aan één partner te combineren met goed gekozen slippertjes. De genen die voor deze wijze van handelen instonden, werden beter verspreid dan de genen die voor de eeuwige en onvoorwaardelijke monogame trouw zorgden. Aldus werd deze voortplantingsstrategie door de vele generaties van het Moederland tot op de dag van vandaag doorgegeven. Betekent dit verhaal dat alle vrouwen hun man bedriegen? Natuurlijk niet ... zie verder p. 136 Vanwaar komt het overspel van de man? En de man in dit verhaal? Net als meneer Mees zal ook meneer Mens graag zijn diensten verlenen aan de vrouw die op zoek is naar goede genen. Sterker nog, hij zal voortdurend op jacht zijn om zijn goede genen op de markt te brengen, ook al heeft hij een pracht van een vrouw die hem de beste, mooiste, gezondste, sterkste kinderen geeft. Want ook al maximaliseert hij zijn voortplantingssucces binnen zijn huwelijk, een extra inseminatie kost bijzonder weinig en kan in het geval van een daadwerkelijke bevruchting een enorme meerwaarde betekenen. Elk kind dat hij bij een andere vrouw verwekt, is grote winst voor zijn voortplantingssucces. De kostprijs is inderdaad zeer klein. De inseminatie zal hem niet veel hebben gekost qua tijd en energie – en verder hooguit een dineetje of een paar oorbellen. Als het slippertje door zijn vrouw wordt ontdekt, zijn de gevolgen ook veel kleiner dan andersom het geval zou zijn. Zijn straf zal wellicht beperkt blijven tot een scène, enkele weken 'nul seks' en in het ergste geval zal de partner hem tijdelijk verlaten. Maar een definitief stopzetten van de relatie zit er hoogstwaarschijnlijk niet in. Jaloezie werkt totaal anders bij de vrouw, zoals we straks dus zullen zien ... zie verder p. 137 Kan men al dat overspel biologisch bewijzen? Het overspel van de mezen is aan het licht gekomen dankzij de moderne technieken van de genetica, meer bepaald de analyse van het DNA. Door alle jongen in één nest met elkaar te vergelijken voor wat de samenstelling van hun DNA betreft, kon men vaststellen dat ze, tegen de algemene opvatting in, niet altijd dezelfde vader hebben. Dat betekent dat de moedervogel zo nu en dan vreemd gaat. Die zelfde technieken nu zijn ook toegepast op menselijke families. In een flatgebouw in Liverpool werden de kinderen uit veel families onder de DNA-loep gelegd. En per gezin werd hun DNA vergeleken. Het resultaat was zo onthutsend dat het de krantenkoppen haalde. Ongeveer één op de vijf kinderen had niet hetzelfde DNA als de officiële vader! Om zeker te zijn dat het hier niet om een bijzonderheid van het liederlijke Liverpool ging, werd hetzelfde onderzoek overgedaan in Zuid-Engeland, met weer dezelfde resultaten. Natuurlijk leven de mensen in een flatgebouw dicht op elkaar en dat is niet zo'n heel natuurlijke situatie. Als we dergelijke analyses echter in minder dicht bevolkte gebieden bekijken, blijven we toch 10 procent buitenechtelijke kinderen vinden. Deze analyses liegen niet, overspel komt veel voor. De mens gedraagt zich niet monogaam ... zie verder p. 138 Bestaat er een biologische basis voor de manier waarop we onze partner kiezen? We zullen enkele kenmerken belichten die een vrouw of een man in een partner zoekt. We beperken ons daarbij tot kenmerken die wetenschappelijk zijn onderzocht en waarover we dus meer kunnen vertellen dan in een vrijblijvende speculatie. Vooral de evolutiepsycholoog David Buss heeft veel onderzoek op dit terrein verricht. We beginnen met de partnerkeuze door de vrouw, een van de best onderzochte onderwerpen uit de evolutiepsychologie ... zie verder p. 144 Vrouwen zouden bij hun partnerkeuze onder andere rekening houden met de gezondheid van de man. Kunnen ze die dan meten? We zullen enkele kenmerken belichten die een vrouw of een man in een partner zoekt. We beperken ons daarbij tot kenmerken die wetenschappelijk zijn onderzocht en waarover we dus meer kunnen vertellen dan in een vrijblijvende speculatie. Vooral de evolutiepsycholoog David Buss heeft veel onderzoek op dit terrein verricht. We beginnen met de partnerkeuze door de vrouw, een van de best onderzochte onderwerpen uit de evolutiepsychologie ... zie verder p. 144 Mannen zouden bij hun partnerkeuze voortgaan op lichamelijke schoonheid, wat houdt dat in essentie in? Bestaat schoonheid wel? Een tweede voorkeur bij de man voor een partner zal ook intuïtief snel begrepen worden, namelijk lichamelijke schoonheid. Als mannen een voorkeur hebben voor jeugd en gezondheid, dus hoge vruchtbaarheid, dan moeten ze die ook kunnen herkennen aan de hand van een aantal lichamelijke criteria. Wij noemen die normen doorgaans ‘schoonheid’. Onze voorouders konden door twee groepen uitwendig waarneembare aanwijzingen de voortplantingswaarde van een vrouw afwegen. Zo zijn er ten eerste de kenmerken van het uiterlijk zoals volle lippen, een gave en zachte huid, heldere ogen, glanzend haar, een goede spiertonus, een evenwichtige verdeling van het lichaamsvet. Ten tweede zijn er de kenmerken van gedrag, een lichte, jeugdige tred, een levendige gezichtsmimiek, een hoog energieniveau. Het zou kunnen dat deze uitwendige kenmerken van jeugd en gezondheid, en dus vruchtbaarheid, mannelijke basisnormen zijn voor vrouwelijke schoonheid en dus aantrekkingskracht. Het zijn inderdaad normen die over de hele wereld bestaan, bij alle culturen. Ze moeten niet worden aangeleerd, dat weten we uit proeven met baby’s van drie maanden oud. Zij kijken namelijk langer naar foto’s die aan normen van schoonheid beantwoorden dan naar andere foto’s, en niemand zal beweren dat de baby dit alles mooi geleerd heeft; hij is ermee geboren … zie verder p. 149 Waarom is bij vrouwen van de meeste apen uitwendig te zien dat ze vruchtbaar zijn, en bij de mens niet? … Onze vrouwen lopen niet te koop met hun vruchtbare periode, ze ovuleren cryptisch, verborgen dus. Daardoor kennen mannen het tijdstip van de vruchtbaarheid van hun vrouw niet en zijn verplicht al hun tijd bij haar te blijven om haar te bewaken tegen overspel. Zo bindt de vrouw haar man voor lange tijd aan zich en verhindert ze dat hij energie en hulpbronnen aan een andere vrouw spendeert. Dat zou de verklaring zijn van de functie van de verborgen ovulatie. Dit systeem veranderde een boel aan ons voortplantingsgedrag. De verborgen ovulatie van de mens is positief voor de vrouw, maar zeker niet voor de man. De ononderbroken bewaking van de partner is in de praktijk immers niet mogelijk, aangezien de man nog wel wat anders te doen heeft; hij heeft nog andere biologische functies te vervullen. Onze voorouders hebben oplossingen moeten ontwikkelen voor dit probleem … zie verder p. 152 Wat is in feite sex-appeal? De evolutionaire visie over de voortplanting houdt wel een ontnuchtering in. In tijdschriftenquêtes wordt wel eens gepolst naar wat mannen zo aantrekkelijk vinden aan een vrouw. Is het de boezem? Het gezicht? De rode mond? Volle lippen? Heupen? Benen? Kontje? Schaamlippen? Een van deze dingen zal het antwoord van menig man zijn. Nou, wij weten wel beter. Het klinkt ontnuchterend, maar wat de man echt aantrekt in een vrouw, is de buitenste schors van haar eierstokken. Die bevatten namelijk de cellen die later bevrucht kunnen worden. Die eierstokken zijn echter niet te zien, afgezien van een enkele onderzoeker en chirurg heeft nooit iemand levende eierstokken gezien. En toch zijn het die dingen in de vrouw die de genen van de man aantrekken. Daar hebben we een probleem: de genen van de man willen dat hun eigenaar jaagt op eierstokken, maar die man ziet zijn doel nooit. De oplossing? De mannelijke genen sturen de man op pad met de boodschap 'jongen, als je de eierstokken zelf niet kan vinden, ga dan af op secundaire kenmerken die verwijzen naar het bezit van die kostbare dingen'. Die secundaire kenmerken zijn wel uitwendig waarneembaar, ook al zijn ze slechts secundair, ze hebben niets te maken met voortplanting zelf. Het gaat dan om borsten, billen, lippen en al die elementen die we samen vrouwelijke schoonheid noemen … zie verder p. 154 Mannen kunnen nooit helemaal zeker zijn dat ze de biologische vader zijn van hun kind. Zie je dat aan hun gedrag? Het verschil in ouderinvestering leidt tot merkwaardig menselijk gedrag. Doordat een vader onzeker is van zijn vaderschap zal hij aanwijzingen zoeken die erop wijzen dat het kind van zijn partner ook zijn kind is, onder andere door gelijkenissen tussen hem en het kind te zoeken. Hoe meer gelijkenissen hij vindt, hoe groter de kans wordt dat hij de genetische vader is. Dus kan men ook verwachten dat een moeder zal proberen om de waarneming van haar partner in 'gunstige zin' te beïnvloeden. Is dit ver gezocht? Blijkbaar niet, want onderzoek in de Verenigde Staten, Canada en Mexico op moeders van pasgeboren baby's bevestigt deze hypothese: de moeders wijzen kort na de geboorte veel meer op de gelijkenis van de baby met de vermeende vader dan met zichzelf. Dat geldt eveneens voor de familieleden van de moeder: ook zij benadrukken deze gelijkenis meer dan dat de verwanten van de vader dat doen. Dat klopt met de theorie van het totaal voortplantingssucces, die ik dadelijk uit de doeken zal doen: ook de verwanten van de moeder hebben er belang bij dat de vermoedelijke vader maximale vaderzorg geeft … zie verder p. 158 De grootouders zijn ook belangrijk bij het grootbrengen van kinderen. Maar we hebben er vier, zijn die allen even ‘bezorgd’ om de kleinkinderen? Nee… Dit verschil tussen de grootouders noemt men de discriminatoire grootouderinvestering. Een Amerikaans onderzoek bevestigt deze hypothese. Aan studenten werd gevraagd hun vier grootouders te evalueren voor enkele eigenschappen, waaronder de tijd die ze samen hebben doorgebracht, de kennis die ze van hen hebben verworven, de hoeveelheid gekregen geschenken, enzovoort. In de antwoorden scoorde de vader van de vader steeds het laagst en de moeder van de moeder steeds het hoogst. Men zou verwachten dat voor de tussenliggende grootouders de scores gelijk zijn, want beide relaties hebben elk één onzekerheidsniveau, er zit steeds één vaderrelatie tussen. De tests wezen echter uit dat de vader van de moeder steeds hoger scoorde in de investeringen voor de kleinkinderen dan de moeder van de vader. Dit werd door de onderzoekers uitgelegd doordat de onzekerheid van het vaderschap bij de vorige generaties misschien in mindere mate bestond dan vandaag, dus dat er nu meer gelegenheid is tot buitenechtelijke relaties dan enkele decennia geleden. Deze studie wijst erop dat de discriminatoire grootouderinvestering inderdaad bestaat en de biologie legt uit waaruit deze ontstaan is … zie verder p. 161 Kan kindermoord biologisch worden verklaard? Wanneer een mannetje een paar vormt met een wijfje dat nog een jong heeft van een ander mannetje, heeft hij er alle belang bij dit jong te doden. Op die manier zal het wijfje alleen in zijn nakomelingen investeren. Dat is uitvoerig bestudeerd bij de leeuw. Leeuwen leven in groepen bestaande uit een dominant mannetje en enkele wijfjes met hun opgroeiende jongen. Wanneer de zonen drie jaar oud zijn, verlaten ze de groep, zwerven enkele jaren als nomaden rond en proberen dan een bestaande groep over te nemen van oude, verzwakte leeuwen. Als een jonge leeuw slaagt in die opzet, doodt hij meestal de jongen die door het vorige mannetje zijn verwekt. Daardoor komen de wijfjes terug in oestrus, ze worden weer vruchtbaar en kunnen door de nieuwe baas bevrucht worden. Deze weet nu dat hij zal investeren in zijn eigen kinderen. Ook hoger op de evolutieladder komt deze strategie voor. Chimpansees kennen dit. En de mens helaas ook. In het huwelijkssysteem van de Yanomamö-indianen in Venezuela vinden we weinig verschil met dat van de leeuwen. Mannen die willen huwen met een vrouw die kinderen heeft, eisen dat deze kinderen gedood worden. Zij moet zich volledig wijden aan de kinderen die hij bij haar zal verwekken. Onze samenleving kent dit systeem natuurlijk niet, maar wie dacht dat de oeroude genen vanuit ons Moederland alleen nog bij de Yanomamö boven water komen, komt bedrogen uit. Ook bij ons worden kinderen gedood door de ouders … zie verder p. 166 Kan pedofilie biologisch worden verklaard? … Zo werden de uiterlijke tekenen van jeugdige gezondheid ook de prikkels die de man aanzetten tot voortplanting. Jongere vrouwen hebben deze jeugdige-gezondheid-signalen in nog sterkere mate. Ze produceren dus nog sterkere prikkels voor de man. Het is het principe van de supranormale prikkels: prikkels die in kunstmatige of natuurlijke omstandigheden abnormaal overdreven worden, waardoor ze een sterkere reactie uitlokken dan normaal. Denk aan de uiteenzetting hierover in hoofdstuk 5. Het effect van deze supranormale prikkels is dus dat de man er nog sterker op reageert dan op minder jonge vrouwen. In het Moederland heeft dit systeem geleid tot een ‘jacht’ op jonge, zelfs zeer jonge meisjes voor een lange relatie of voor occasionele bevruchtingen. Maar ook in die tijd zal de pedofiele jacht op weerstand zijn gebotst. Het is zeker niet altijd in het voordeel van jonge meisjes om het kind van een oudere man te baren … zie verder p. 168 Is homoseksualiteit een biologische afwijking? Recente studies op onze meest verwante neef, de bonobo – ook wel dwergchimpansee genoemd – kunnen ons inzicht in deze materie geweldig verrijken. Ik ben er zelf van overtuigd dat het gedrag van deze dieren ons veel zal leren over de mens, zijn complexe seksualiteit inbegrepen… De vrouwelijke bonobo ontdekte nog iets. Seks is niet alleen goed voor de voortplanting en als kalmeermiddel, je kunt het als economische waar gebruiken. Seksuele diensten worden aan mannen aangeboden in ruil voor iets anders, bijvoorbeeld voedsel. Hé, dat hebben we eerder gehoord! De reeks bevindingen gaat verder. Onze neef vond ook dat seks een geweldig bindmiddel kon zijn tussen individuen. Niet alleen binnen een koppeltje, maar ook tussen vrienden en vriendinnen. Gewone seks, orale seks, wederzijds masturberen, noem maar op, de bonobo heeft het allemaal op zijn repertorium staan om gemakkelijk vriendjes of vriendinnetjes te maken. Iedereen doet het met iedereen en volgens Frans De Waal, de Nederlandse Amerikaan die dit alles voor het eerst uitvoerig beschreef, gebeurt het op grote schaal. Hier zijn we dan aanbeland bij een belangrijke stap in de evolutie van de seks. Een zeer hoog ontwikkelde soort, de bonobo, heeft de seks losgekoppeld van de voortplanting en gebruikt ze voor totaal andere doeleinden: genegenheid, kalmeren, vriendschap, plezier, kicks … zie verder p. 172 |